Vragen rondom vaccinatie die lang niet werden gesteld, klinken opnieuw. De terughoudendheid om in te enten baart zorgen over opleving van ziektes zoals mazelen en kinkhoest. Artsen doen hun best om het publiek te doordringen van het grote belang van veel gevaccineerden.
NOS | De comeback van levensgevaarlijke ziektes
Leerdoel
Je kunt toelichten waarom sommige ouders ervoor kiezen om hun kinderen niet te vaccineren en voorbeelden van misinformatie geven.
Woordenschat
immuniteit, epidemieën, pandemieën, vaccinatiegraad, vaccinatiedekking
Vragen
1. Wat zijn de voornaamste redenen waarom ouders ervoor kiezen om hun kinderen niet te laten vaccineren?
2. Welke rol speelt de verspreiding van misinformatie over vaccinaties in deze besluitvorming?
3. Hoe beïnvloedt het niet vaccineren van kinderen de algemene volksgezondheid en de immuniteit van de gemeenschap?
4. Wat zijn de potentiële gevolgen van het niet vaccineren voor kinderen en de samenleving als geheel?
5. Wat zijn de wetenschappelijke feiten rondom vaccinaties en hoe kunnen deze bijdragen aan een weloverwogen beslissing voor ouders?
6. Welke rol spelen gezondheidsinstanties en regeringen in het bevorderen van vaccinatie en het aanpakken van vaccinatieweigering?
7. Zijn er mogelijke maatregelen die kunnen worden genomen om vaccinatieweigering te verminderen en de vaccinatiegraad te verhogen?
8. Hoe kunnen we een balans vinden tussen individuele keuzevrijheid en collectieve verantwoordelijkheid als het gaat om vaccinaties?
9. Welke impact heeft het niet vaccineren op kwetsbare gemeenschappen, zoals mensen met een verzwakt immuunsysteem?
10. Wat zijn enkele succesverhalen van programma's of campagnes die vaccinatieweigering hebben verminderd en de vaccinatiegraad hebben verhoogd?
Opdrachten
1. Taboewoorden - Vat de bron samen door de inhoud met (een) ander(en) te bespreken. Iedere deelnemer krijgt twee of drie woorden die zij of hij niet mag gebruiken in het gesprek. Kies bij iedereen minimaal één woord dat voor het te bespreken onderwerp belangrijk is.
2. Venndiagram - Vat een bron samen door een tegenstelling die erin wordt genoemd te onderzoeken. Teken daarvoor drie cirkels die over elkaar heen vallen. In de buitenste twee schrijf je kenmerken van de twee tegengestelden op. In de middelste cirkel verzamel je overeenkomsten tussen de twee.
3. Waar of niet waar - Noteer 10-15 uitspraken over de inhoud van de bron waarvan een deel niet waar is. Wissel de uitspraken uit met een klasgenoot en bepaal wat waar is en wat niet waar is.
4. Woordweb - Vat een bron samen door het onderwerp in het midden van een blad te zetten en daaromheen de deelonderwerpen te plaatsen. Beschrijf elk deelonderwerp in enkele zinnen in het woordweb.
5. Stellingen - Vat een bron samen door een paar stellingen te bedenken.
Of kies uit MNMweek | 50 werkvormen