BK
1. Wat is het doel van het UNESCO-verdrag?
2. Wat is de meerwaarde van onderwatererfgoed vergeleken met schriftelijke bronnen (alinea 2)?
3. Welke twee redenen maken het verdrag op dit moment heel belangrijk (alinea 3)?
4. Wat wordt bedoeld met het woord urgentie (alinea 3)?
5. Welke voorbeelden van erfgoed geeft de tekst (alinea 2 en 4)?
GT
1. Geef een ander woord uit de tekst voor het woord ¨conventie¨ (alinea 1 en 5).
2. Welke functies geeft minister Bussemaker aan de zogenaamde ¨tijdscapsules¨ (alinea 2)?
3. Wat heeft hoge urgentie (alinea 3)?
4. Waarom is de urgentie hoog (alinea 3)?
5. De tekst gebruikt de woorden bekrachtigen (alinea 1), toetreden (alinea 1 en 5) en ratificeren (alinea 5). Leg uit wat de woorden met elkaar te maken hebben.
HV
1. Welk voorbeelden van verbindingen geeft alinea 2?
2. Wat zijn drie belangrijke gevolgen van technologische ontwikkelingen (alinea 3)?
3. Alinea 4 noemt een gevolg. Welk gevolg en waardoor wordt het veroorzaakt?
4. Wat is het onderwerp van de laatste alinea?
5. Wat is het doel van de laatste alinea?